Door de enorme wildgroei aan datingprogramma’s op de wereldwijde beeldbuis denk ik toch inmiddels een aardig beeld te hebben gekregen van wat men gemiddeld zoekt in een (andere) man danwel vrouw. Naast de clichématigheden zoals spontaan, lief en avontuurlijk, zit sportief er verrassend genoeg óók vaak tussen. Of atletisch. Call me crazy, maar dat zou echt ongeveer het láátste zijn wat ik zou zoeken in een vent.
Eerlijk is eerlijk, je kunt me eigenlijk niet verdrietiger krijgen dan door me wat voor sportieve activiteit dat ook in m’n maag te splitsen. Ongeveer sinds ik uit m’n ogen kan kijken ben ik liever lui dan moe. Toen ik als tiener op een sport móest, koos ik voor toneel. Ik was een heel schooljaar lang afwezig tijdens de gymles vanwege een ingegroeide teennagel die na twee weken eigenlijk alweer prima functioneerde. En tegenwoordig sleep ik me vooral naar de sportschool omdat die massa’s pizzapunten en zakken naturelchips echt niet meer vanzelf als sneeuw voor de zon van m’n lichaam verdwijnen. Jeetje, wat was het toch heerlijk om twintig te zijn.
Nee, ik ben allesbehalve sportief. Of beter gezegd: ik heb niet één sportachtige vezel in dit lijf zitten. Om actief aan mee te doen niet, om te volgen óók niet. Het enige leuke aan voetbal zijn David en Victoria Beckham. En tijdens een gemiddelde tenniswedstrijd kijk ik enkel en alleen welke celeb of royal ik op de tribune kan spotten. En het gaat verder dan dat hoor, competitief staat namelijk tevens niet in mijn woordenboek. Een spelletje als Risk of Monopoly speel ik enkel en alleen voor de gezelligheid. En misschien een beetje om anderen te pesten. Maar of ik nou als eerste of als laatste eindig, I couldn’t care less. Tot frustratie van countless others.
M’n metabolisme is door de jaren heen echt lief voor me geweest. Zelfs in m’n grootste schransperiodes haalde ik het nooit tot standje obesitas. Zonder al te veel inspanning bleef het altijd wel binnen de norm. Dat er Chocomel uit m’n bloedvaten kwam als er bloed geprikt moest worden, was van buiten in ieder geval niet te zien. En omdat ik never onderdeel ben geweest van enig verenigingsleven whatsoever, heb ik me nimmer in actieve vorm op een voetbalveld/tennisbaan/sporthal of wat dan ook hoeven te begeven. Enfin, je voelt ‘m al van mijlenver aankomen… de maar.
Omdat ik m’n enorm slappe hap-manier van leven niet direct wil kopiëren naar m’n bloedje die nog een hele toekomst voor zich heeft, is het tegenwoordig af en toe echt even doorbijten geblazen op dat gebied. Het zweet breekt me namelijk al uit bij alleen al de gedachte aan het betréden van een atletiekbaan. Vol met types die sport en presteren tot een ware way of life hebben verheven. Voor iemand die tijdens de warming-up al likkebaardend uitkijkt naar het broodje knakworst na afloop kan ik me werkelijk geen enkele voorstelling maken van waarom het belangrijk zou zijn om eerste te worden. Of überhaupt mee te doen. Maar ja then again, ik heb in de voorbij veertig jaar niet één medaille of beker gewonnen. Het enige wat mij ooit wachtte na een sportieve prestatie was een grote puntzak friet en een dikke klodder mayo. Beste prijs ever, maar toch. Mijn empathie is dan net zo moeilijk te vinden als dat laatste patatje onderin die enorme zak. Die eeuwige angst van vroeger om het fout te doen in combinatie met ‘t als-laatste-gekozen-tijdens-gym-syndroom krijgen dan al snel de overhand helaas.
Gelukkig is Het Kind genetisch gezien wél gezegend met enigszins sportlievende inslag. Hij heeft het leuk, maakt plezier en is oprecht teleurgesteld als ie niet gewonnen heeft. Mijn héle zijn schreeuwt op dat soort momenten om met ‘m naar de snackbar te rijden en nooit meer om te kijken. In plaats daarvan geef ik ‘m echter een oppeppende speech. Dat we veel moeten trainen om beter te worden. Dat er altijd weer een nieuwe kans of wedstrijd komt. Dat doorzetten absoluut loont en opgeven geen optie is. En dat het vooral echt heel heel heel erg leuk is om sportief bezig te zijn. Onze zoon gelooft sinds kort niet meer in Sinterklaas, dus dat leugentje wissel ik dan met liefde voor deze in. En ik troost met de gedachte dat ik werkelijk nóóit die schreeuwerige ouder langs de zijlijn ga worden die als een bakvis gilt dat het beter moet. Of dat er sneller gelopen dient te worden. Als de bitterballen en de frietjes maar op het menu van ‘t clubhuis blijven staan vind ik ‘t echt een príma verzetje. Om met de auto naar toe te rijden.