OngeKend.

Een meisjesachtige jongen. Zo omschreef mijn neefje me toen ik een jaar of tien was. Had ie van zijn moeder gehoord. Of dat klopte, vroeg ie. Een moment wat ik tegelijkertijd nooit zal vergeten uit schaamte, maar óók een allesbepalende ervaring was. Want een meisjesachtige jongen, wat was dat überhaupt? Wilde ik dat wel zijn? En belangrijker: wat betekende het voor mijn toekomst…? Wat ik me toen níet besefte is dat het vragen zijn die ik me -helaas- sindsdien altijd ben blijven stellen.

Want dat ik ‘anders’ was dan werkelijk álle jongens in mijn directe omgeving, wist ik heus allang. Juwelen waren helemaal mijn ding, Madonna was m’n spirit animal in m’n kindertijd. En van auto’s moest ik helemaal níets weten, Barbie ging door als hartsvriendin. In fantasieland woonde ik samen met Barbie in haar Malibu Dream House en gingen we in de Dream Camper samen de hele wereld over. Zij was Barbie, ik was Ken. Maar dan wel haar best friend Ken uiteraard. Het concept Gay BFF kende ik in die tijd namelijk nog niet.

Het prettige van kind-zijn is dat die enorm verrekte schaamtegevoelens nog niet bij werkelijk elke stap die je zet hun intrede hebben gedaan. Dus koos ik schaamteloos voor de Barbie-verrassing in de Happy Meals bij McDonald’s, terwijl mijn vriendjes stuk voor stuk wegliepen met Hot Wheels-auto’s. De ene nog sneller dan de andere. Leeghoofdige troep vond ik dat toen al, je kon het haar van die wagentjes niet eens kammen. En er was niks roze te vinden. Vreemd dacht ik dan, want wat is er nou vrolijker en gezelliger dan róze? Van mijn familie mocht ik zijn wie ik wilde zijn. Ik paradeerde er thuis dan ook hysterisch op los met parelkettingen, stiletto’s en jurkjes. Maar ja, dan komt er echt een dag waarop het zelfbewustzijn en de schaamte tóch aan komen waaien. En die je daarna niet meer zo makkelijk buiten de deur kan houden.

Eenmaal op de middelbare school was ik er redelijk vroeg bij. Net zestien was ik geworden toen de kastdeuren openvlogen en ik als zo’n beetje the only gay in the village door het leven stapte. Helemáál alleen was ik niet, één van mijn beste vrienden bleek die andere gay in that village te zijn. Inclusief felgekleurd haar, glittershirts en hij was dól op musicals. Tijdens elke pauze schalden liedjes van Pia Douwes en Vera Mann uit zijn discman. En toen gebeurde er iets geks. Ik schaamde me voor hém, voor zíjn gedrag. Ondanks dat ik nu vrij helder kan zien dat dit volslagen onzin is, wilde ik juist niet mezelf zijn en anders dan de rest. In plaats daarvan deed ik er werkelijk álles aan om zo normaal mogelijk te doen. Wat dat dan ook moge zijn. Ik hing de masculine Eric uit. Zeg maar de Ken van Barbie zoals Ken bedoeld was in die tijd. Niks roze of diva’s. Dat was alleen voor mij. Op m’n kamertje luisterde ik naar Cher en Tina Turner en nam ik videobanden vol Queer as Folk op, daarbuiten was ik stoer. Dácht ik.

Vechten tegen de bierkaai, dweilen met de kraan open. Túúrlijk, maar dat wist ik toen nog niet. Pas toen ik veilig het studentenleven had bereikt en mijn eerste vriendje kreeg, durfde ik weer de Eric te zijn die ik voor mijn gevoel jarenlang weg had moeten stoppen. De Eric die bang is voor spinnen, die twee linkerhanden heeft. Níets van auto’s weet, alleen de kleur belangrijk vindt. Voetbalfans als lege dombo’s ziet. En zich het liefst begeeft tussen vrouwen, vriendinnen. Omdat vrouwen nou eenmaal nergens een bedreiging voor me zijn. Op geen enkel vlak. In tegenstelling tot de hetero-man, waarbij sommige exemplaren echt nog rechtstreeks met een knuppel uit de grot lijken te zijn gekropen. Maar ook bij veel andere gays voel ik me vrijwel nooit op mijn gemak. Omdat ik ergens toch nog stééds dat stemmetje in mijn hoofd heb zitten: meisjesachtige jongen. Zo voel ik me nooit, maar ik bén het wel. En dat vind ik ingewikkeld.

In de gayscene bestaat er namelijk een hele ranglijst aan voorkeuren die wordt bepaald door mannelijkheid. Vrouwelijke trekjes zijn een afknapper en de sissy’s krijgen minpunten. Belachelijk natuurlijk, maar voor mij niet wereldvreemd. Want zelfs ík krijg de kriebels van de enorm feminine types in bijvoorbeeld RuPaul’s Drag Race. Vermakelijk om te kijken, absoluut. Maar ik zou me werkelijk doodschamen als ik er zélf tussen zou zitten, terwijl ik voldoe aan álle eisen. Ik vind het oppervlakkig genoeg enorm prettig dat mijn man van het stoere type is. De anti-Eric zeg maar. En daar schaam ik me dan ook weer voor, want niet alleen doe ik mezelf enorm tekort, ik cirkel weer helemaal terug naar dat jongetje uit de nineties. Doe maar gewoon, net als de massa, dan doe je al gek genoeg. Als de stoere, brede, mannelijke Ken van Barbie. De surferdude die ik alleen dáárom nog altijd wil zijn. Helaas krijg je me never nooit in de buurt van zo’n plank.

Uiteindelijk is het een eeuwige strijd met mezelf, die ik moet dulden als gezelschap. Want ik weet príma wie ik ben en wat ik ben: een meisjesachtige jongen. Dus dat ik enorm hard gil als er een muis door de keuken hobbelt. Dat ik nóóit naar andere muziek ga luisteren dan die van mijn clichématige diva’s. En dat ik niet de stoere vent ga zijn die met ontbloot bovenlijf en indrukwekkend torso een muurtje gaat staan metselen. Maar toch zal ik aan de buitenkant zoveel mogelijk het mannetje uit willen blijven hangen. Beetje slonzige kleding, baardje en afgetrapte schoenen. Inclusief hangend buikje. Want hoe graag ik op die strakke, stoere, zongebruinde Ken zou willen lijken, ik heb er het lef niet voor. En de discipline ook niet trouwens Misschien komt er een dag dat ik ‘t wel allemaal durf, de nagellak komt af en toe al tevoorschijn. Voor nu houd ik me vast aan de nieuwe generatie. Aan de jonge mensen die écht opgroeien in een wereld met alle kleuren van de regenboog. En waar volwassenen massaal naar de bioscoop rennen voor de Barbie-film. Zonder schuldgevoel, zonder schaamte. Gewoon genieten. Want het leven is echt veel te kort om dat niet iedere dag te doen.

In categorie: Prins Eric

Over de auteur

Geplaatst door

Hoi, ik ben Eric de Munck. Journalist, schrijver, presentator, entertainmentdeskundige en columnist. Maar daarnaast ben ik voor een kleiner gezelschap vooral bekend als zwaarmoedige huismus, enorm ja-zeggende vader, trotse boerenpummel en eeuwig struggelende fitboy.