Als de dag van gisteren herinner ik ‘t me nog dat we met hem uit het ziekenhuis liepen. Pas een paar uur oud, een heel nieuw en kakelvers leven voor zich. En ik memoreer tevens nog het advies van zo’n beetje iedereen met kinderen: geniet er alsjeblieft van, het is écht zo voorbij. ‘Wat een gekke types’, dacht ik bij die wijze raad. Want hoezo? Het duurt echt forever voordat ie geen baby meer is. Maar natúúrlijk hadden ze gelijk: die kleine grote muis wordt namelijk negen. NEGEN JAAR! Absurd.
Tijdens het ophangen van de versiering vanmiddag kon ik dat consult van toen maar niet uit mijn hoofd zetten. Want ja, het ís echt in een flits voorbijgegaan. Maar aan de andere kant zie ik ook een vrij duidelijk verschil in de dynamiek van hoe ik tóen als vader in het leven stond, met nu. Zeg maar van een kip zonder kop die geen enkel idee of benul had wat ie aan het doen was, tot een relatief geaarde man die toch best aardig kan overzien wat z’n kind daadwerkelijk nodig heeft. En dus hing ik de slingers vanmiddag met weemoed op, niet gelovende dat het cijfer negen centraal staat op dat gekleurde vlechtwerk. Maar vooral met een gevoel van opluchting, dat het goedgekomen is. En dat ik -ondanks al m’n innerlijke strijd en gedoe- samen met Silas een lief, fijn, betrokken, fantastisch mens groot aan het brengen ben.
Of eigenlijk moet ik zeggen: nóg groter aan het brengen. Want jeetje, het lijkt alsof Stach in de afgelopen zomervakantie tussen groep 5 en groep 6 de laatste kledders van zijn echt kleine kindertijd van zich af heeft weten te schudden. In zijn gedag, taal, ontwikkeling en wat dan ook zie ik al een daadwerkelijk mens terug. Een persoon. Niet alleen eentje waar ik dól op ben, maar ook iemand waar ik mezelf in herken, maar ook waarbij ik kraakhelder zie dat we het goed doen, fatsoenlijk gedaan hebben. Niet perfect, jeetje absoluut no way. Maar we zorgen voor balans, regelmaat, een ruggengraat en geven hem de normen en waarden mee, zoals wij denken dat ie de wereld in zou moeten kijken.
En dat is niet vanzelfsprekend merk ik nu ook steeds vaker. Want hoe groter je eigen kind groeit, des te meer heb je ook te maken met ándere koters die een eigen willetje hebben en krijgen. Geweldig en fijn, maar soms denk ik: oef, blij dat dit níet die van ons is. Onze Stach is een jongen die mag zijn wie hij wil zijn, mag doen wat hij wil doen (binnen de grenzen van het toelaatbare én de wet), maar vooral iemand die ook respect heeft voor wat ánderen willen en hoe divers de wereld er tegenwoordig uitziet. Iets met wat je er instopt, komt er ook uit. Ofzo.
Het was me namelijk wat hoor: twee jongens die samen een kínd gingen opvoeden. Een kat, een hond of een parkietje oké, maar een daadwerkelijk mens? Naast alle liefde hebben we de afgelopen negen jaar absoluut ook de nodige nijdige blikken naar ons toegesmeten gekregen. Of kreeg ik soms reacties van mensen al dan niet via social media die het daglicht écht niet konden verdragen. Verdrietig maakt me dat soms, of sip. Maar die berichten verbleken bij het zien van onze negenjarige Stach. Zijn glimlach, zijn kirrende geluidje als hij slaapt, maar ook de paniekerige manier waarop hij ‘papa’ roept als ie bang is en me nodig heeft. Dat is in al die jaren eigenlijk de enige angst die ik ooit heb gehad: dat Stach m’n hulp nodig heeft en ik er niet voor hem kan zijn.
Papa. Vader. Ouweheer. Pa. Paps. Dat is de belangrijkste rol die ik ooit gespeeld heb. En nu ik sinds een aantal maanden ook meer thuis ben, tevens de beste báán die ik in de afgelopen veertig jaar heb gehad. Voordat ik de laatste ballonnen op ga blazen en me opmaak voor een weekend vol feest, denk ik nog even na over de toekomst. Waarvan ik hoop dat ie niet alleen lang duurt, maar dat het rustig blijft. Dat de balans die er nu eindelijk in ons huishouden is, voortduurt. Dat ik een soort baken kan zijn in het leven van m’n kind, ook als de storm wél een keertje opsteekt. Maar wat er ook gaat gebeuren, ik ben zo trots als een pauw. Op Stach, op ‘t gezin. En op ons plekje in deze gekke, gekke, gekke wereld. We zijn op de helft richting volwassenheid. Oef.